Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [22]uw zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt, nam ik, en verbrandde het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat het verdund werd tot stof; en [23]zijn stof wierp ik in de beek, die van den berg afvliet. 22. Dat is, gelijk de volgende woorden uitwijzen, het gegoten kalf, waarmede gij de gruwelijke zonde der afgoderij gedreven hadt. Vergelijk Jes.27:9; Hos.10:8; Amos 8:14. 23. Om dezen gruwel op het hoogste te verfoeien en alle gedachtenis daarvan in de diepte te versmoren. Zie hiervan breder Ex.32:20, en vergelijk 2 Kon.23:12.